vrijdag 16 oktober 2015

Muziek, opdracht 3.

Opdracht 3. Luistervoorbeeld

Ik heb gekozen om voor deze opdracht het luisterfragment Sexy als ik dans van Nielson te gebruiken. Ik heb voor dit liedje gekozen, omdat veel kinderen dit liedje wel (her)kennen en het erg vrolijk is.


Mijn stappenplan voor deze luisteropdracht is hieronder te lezen.

Stap 1. 
De akkoorden van dit liedje zijn respectievelijk A C E. Het ritme is niet heel snel. In het refrein komen er meer instrumenten bij en wordt de stem tweestemmig. Hierdoor lijkt de klank in het refrein sterker. De klankkleur is dan ook warmer in het refrein. In het liedje zingt Nielson veel verschillende toonhoogtes. Er is sprake van herhaling doordat het refrein telkens weer op dezelfde manier terugkomt, maar er is ook sprake van variatie omdat de coupletten erg van elkaar verschillen. Dit liedje heeft dus een rondovorm. Dit houdt in dat het hoofdthema, het refrein, telkens terugkeert met daar tussenin andere contrasterende thema's die sterk kunnen verschillen. Die contrasterende thema's worden ook wel coupletten genoemd. Bij deze muziek kun je je eigen betekenis geven, al zal het voor de meeste kinderen bij dit liedje zo zijn dat ze het een vrolijk liedje vinden.

De luisterstijlen die bij dit liedje gestimuleerd kunnen worden zijn;

1. De analytische luisterstijl
Je kunt letten op de melodie van het liedje en de woorden van de tekst. Ook kun je de muziek ontleden door de verschillende instrumenten er uit te halen. Het liedje heeft veel terugkerende patronen en de tekst is goed te verstaan waardoor je makkelijk kunt ontdekken waar het liedje over gaat.

2. Musicerende luisterstijl
Je kunt op de instrumenten, de techniek, de timing en de interpretatie van dit liedje letten. Je kunt je verplaatsen in de musicus. Kinderen zullen vooral op de instrumenten letten die in het liedje voorkomen.

3. Motorische luisterstijl
Het liedje heeft een vrij aanstekelijk ritme en een duidelijke maat waardoor je er goed op kunt tikken/klappen/dansen.

4. Creatieve luisteren
Je kunt je allerlei dingen voorstellen bij dit liedje en het kan een bepaalde (waarschijnlijk vrolijke) stemming oproepen.

Stap 2. 
De kinderen horen in dit liedje waarschijnlijk een vrolijk liedje waar je goed op zou kunnen dansen. Ze kunnen ontdekken dat er bepaalde stukjes van het liedje telkens terugkomen (het refrein). Ook kunnen ze ontdekken dat er in het refrein meer instrumenten voorkomen dan in de coupletten en dat het liedje op het laatst erg opbouwt doordat er steeds meer variatie in de zang en in de instrumenten voorkomt.

Stap 3.
Ik wil de kinderen eerst een aantal vragen stellen over het liedje om hen er toe aan te zetten actief te luisteren. Ik zou vragen stellen als; Waar gaat het liedje over? Is er een stuk in de muziek dat telkens terugkomt? Zo ja, welk stuk? Welk instrument hoor je vooral aan het begin en komen er later in het liedje ook andere instrumenten bij? Zo ja, weet je ook welke?  Daarna wil ik graag met de kinderen dansen op dit liedje

Stap 4.
De kinderen zitten eerst in een kring. Ze luisteren aandachtig naar het liedje om de vragen te kunnen beantwoorden.

Daarna gaan ze in groepjes van ongeveer vier kinderen danspasjes op vier keer acht tellen bedenken. Wanneer de groepjes klaar zijn, komen ze weer allemaal in de kring staan. De kinderen blijven bij hun eigen groepje. Ik begin met mijn danspasjes van twee keer acht tellen en dan doen de kinderen groepje voor groepje hun danspasjes van de vier keer acht tellen voor. We gaan voor de volgorde van het voordoen met de klok mee en ik tel elke keer dat een nieuw groepje moet beginnen van 5 tot 8, zodat de kinderen weten wanneer ze moeten beginnen. Dit kunnen we nog een paar keer oefenen tot de overgang van het ene groepje naar het andere groepje goed gaat. Als ze dit snel doorhebben, kan ik het nog lastiger maken door geen vaste volgorde aan te houden, maar door zomaar een groepje aan te wijzen dat moet dansen.

Stap 5.
Ik begin met een instructievorm waarbij ik met de kinderen in een kring sta. Ik stel vragen aan de hele groep en later geef ik uitleg aan de hele groep.

Voor de dansactiviteit kies ik voor de samenwerkingsvorm/voor coöperatief leren. Kinderen die bij elkaar in het groepje zitten kun hierdoor elkaar helpen met het verzinnen van pasjes en samen beslissingen nemen. De kinderen die goed zijn in danspasjes bedenken kunnen dan de kinderen die hier zwakker in zijn helpen. Er wordt geleerd naar elkaar te luisteren en elkaar te helpen. Dit gebeurt op een respectvolle manier. Door deze werkvorm wordt iedereen betrokken bij de opdracht.

Stap 6.
Zoals in stap 5 te lezen kan ik inderdaad gebruik maken van coöperatief leren

Stap 7.
Ik start met een verrassende opening door de muziek aan te zetten en zelf twee keer acht tellen te dansen. Dit is erg verrassend voor de kinderen en zo kan misschien hun grens al een beetje verlegd worden doordat ik laat zien dat het niet eng is om voor de klas te dansen.

Stap 8.
Ik wil de opdracht nabespreken door de kinderen te vragen wat zij van de opdracht vonden. Vonden ze het leuk/stom en waarom? Vonden ze het spannend? Vonden ze het bedenken van de pasjes moeilijk? Zouden ze dit vaker willen doen?
Als ik de mening van de kinderen weet, vertel ik hoe ik vind dat zij gewerkt hebben en sluit daarmee de les af.

Stap 9. 
Ik heb een aantal van mijn vriendinnen mijn stappenplan laten lezen. Zij vonden dat ik een erg leuke opdracht had bedacht en vonden het stoer dat ik bedacht had om voor de klas te gaan dansen. Het leek hen ook een goed liedje voor groep zeven. Ze hadden behalve commentaar op mijn formulering van bepaalde zinnen verder geen tips. Ik heb de formulering van de betreffende zinnen aangepast.

Bronvermelding: Vrolijk, R. (2013). Nieuw Geluid. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

donderdag 15 oktober 2015

Muziek, opdracht 2.

Opdracht 2. Grafische partituur

Ik heb gekozen om een partituur te doen die ik met een groep kan uitvoeren.
Hieronder is mijn grafische partituur te zien.




Er zijn vier partijen van acht tellen. Als eerst zal ik met de hele klas de eerste partij klappen zodat iedereen het ritme doorheeft. Daarna verdeel ik de kinderen over de vier partijen. De kinderen kunnen allemaal even hun partij oefenen en daarna gaan alle partij tegelijk spelen. Ik klap mee, zodat de kinderen het ritme kunnen blijven aanhouden. Ik begin vrij langzaam, als kinderen heel gemakkelijk meekomen kan ik differentiëren door een sneller ritme aan te nemen in het vervolg. Wanneer de kinderen hun partij drie keer hebben gespeeld, geef ik de groepen een nieuwe partij om te spelen. Ook deze mogen ze even oefenen en dan gaan we de partijen weer drie keer gezamenlijk spelen. Ook hierbij begin ik weer vrij langzaam en kan opbouwen naar een sneller ritme. Dit gaat door tot elk kind elke partij drie keer heeft gespeeld.


woensdag 14 oktober 2015

Muziek, opdracht 1.

Opdracht 1. Lied inzingen en uitwerken hoe je een lied met kinderen instudeert

Ik heb gekozen het liedje Lemon tree van Fools Garden in te zingen. Dat kun je onderaan beluisteren.

Ik heb voor dit liedje gekozen, omdat het een vrij vrolijk klinkend liedje is en daarom waarschijnlijk door de meeste kinderen als een leuk liedje ervaren zal worden. Het is een liedje op goed groep 8 niveau, omdat het wel een Engels liedje is, maar er worden niet erg lastige woorden gebruikt. Daarbij bevat het liedje ook niet heel hoge noten of lange uithalen waardoor het een niet al te lastig liedje om te zingen. 

Hoe ik dit liedje aan de kinderen van een groep 8 aan zou leren, lees je hieronder.

Oriëntatie

Om de de les te openen begin ik met het zingen van een liedje dat de kinderen al kennen en dus meteen mee kunnen zingen. Hierna vertel ik dat we het liedje Lemon Tree van Fools garden gaan aanleren deze les en ik deel de blaadjes met de tekst uit. Aan het eind van deze les kan iedereen dit liedje zingen met behulp van het tekstblaadje.  Ik vraag of er iemand is die het liedje al kent en wat diegene van het liedje vindt.

Als het goed is, kunnen de kinderen al redelijk Engels en kunnen zij in grote lijnen begrijpen waar het liedje over gaat.
Uitleg / instructie


Ik vertel dat ik een aantal vragen ga stellen en het liedje dan ga laten horen.
Ik stel de volgende vragen: 1. Op welke dag speelt het liedje zich af? 2. Waarover is hem gisteren verteld? 3. Welke twee woorden komen het meest in het liedje voor en wat betekenen deze? 

Ik zet dan het liedje op en ik zing mee. Wanneer het liedje is afgelopen, vraag ik of iemand antwoorden op de vragen weet. Degene die zijn hand op steekt en de beurt krijgt, mag het vertellen.

De antwoorden zijn: 1. Het liedje speelt zich af op een (regenachtige) zondagmiddag. 2. Er is hem gisteren verteld over de blauwe lucht. 3. Lemon tree, dit betekent citroenboom.

Hierna ga ik werken met de weggeefmethode. 
Ik laat eerst de eerste twee coupletten horen en ik zing mee. Dan vertel ik dat we om de beurt een regel van de eerste twee coupletten gaan zingen. Ik begin met de eerste regel. Hierna draaien we dit om. Zij beginnen met de eerste regel. Dan vertel ik dat we om de beurt een couplet gaan zingen. Ik begin met het eerste couplet en zij volgen met het tweede couplet. Daarna draaien we dit om. Dan zingen we het gehele stuk dat we nu hebben geoefend samen.

Ditzelfde doen we met het opvolgende refrein en couplet.

Als we dit gedaan hebben, zingen we het gehele stuk dat we tot nu toe geoefend hebben samen waarbij we om de beurt een couplet/refrein zingen. Ik begin met het eerste couplet en zij volgen. Daarna draaien we de rollen om. Als we dit gedaan hebben zingen we het gehele stuk (3 coupletten, 1 refrein) samen.

Zo ga ik het gehele liedje stap voor stap met de kinderen door. 

Aller laatst zingen we gezamenlijk het hele lied.  




Eerst luisteren de kinderen aandachtig naar het lied om de vragen te kunnen beantwoorden.

Als het lied is afgelopen mogen ze proberen de vraag te beantwoorden.

Daarna gaan ze steeds meer meezingen.

Afsluiting
Ik vertel na afloop hoe ik de les vond gaan en hoe ik vond dat ze meezongen. Ik vraag ook of zij het een leuk liedje vonden om te zingen en of ze het een moeilijk liedje vonden of niet en waarom. Ik bedank hen voor hun aandacht, zing nog samen met de kinderen een liedje dat zij al eens eerder hebben gezongen om de les goed af te sluiten en daarmee eindigt dan deze les.



Overige eindwerken beeldend onderwijs

                                              
Eindwerk bozbezbozzel
Eindwerk Jugendstilposter

























Eindwerk herfstpark

Eindwerk Loch-Ness monster


Eindwerk monument der wachtende

Zelfreflectie monument der wachtende

Opdracht
Bij beeldend onderwijs kregen wij de opdracht om een wachtende man te boetseren. Eerst moesten wij met de techniek oefenen door een Eskimo te boetseren aan de hand van een opdrachtenkaart en later mochten we dan met onze eigen ingeving van hoe iemand er wachtend uitziet, een wachtend persoon boetseren.

Betekenis
Ik heb de inhoud van de opdracht verwerkt door een liggende vrouw te maken die haar armen onder haar hoofd heeft en haar ene bene over de andere heen geslagen heeft. Ik heb eigenlijk twee associaties bij wachtende mensen; 1. Ongeduldige, onrustige mensen. Deze mensen staan of zitten erg onrustig en kijken telkens op hun mobiel of horloge. 2. Rustige mensen die het wachten accepteren. Deze mensen gaan in een comfortabele houding zitten/liggen en zorgen dat de wachttijd fijn besteed wordt. Ik heb gekozen om mijn tweede associatie te verwerken in mijn beeldje, omdat ik deze mensen sterker waardeer. Deze associatie kun je terug zien in mijn beeldje doordat de vrouw er erg comfortabel bij ligt en duidelijk relaxed is en het niet erg vindt om even te wachten. Ik heb haar dan ook een glimlach gegeven om dit duidelijk naar voren te laten komen.

Vorm
Ik heb het beeldje over het algemeen vrij glad gemaakt. Behalve het hoofd; daarop heb ik een gezichtje gemaakt. Dit zorgt ervoor dat er diepte in mijn werk zit. Ook heb ik op het hoofd van mijn beeldje haar gemaakt waardoor dat deel van het beeldje geen gladde textuur heeft, maar ruw is. Mijn beeld bestaat eigenlijk enkel uit ronde vormen. Doordat ik de armen achter het hoofd heb geboetseerd en het ene been over het andere been heb laten kruizen, zit er ook meer diepte in mijn beeldje. Verder zorgen ook de borsten en de buik dat het beeldje minder plat is.

Materie
We hebben tijdens de les gewerkt met klei, een kleimat, een potje water en de hierbij behorende gereedschappen, zoals; mesjes, prikkers, gereedschap waarmee je patroontjes kon maken in je beeld en gereedschap waarmee je je beeld glad kon maken.
Ik vond het werken met klei erg leuk, omdat het erg fijn in de handen voelt en je vanuit een bol klei zo goed als alles kan boetseren. Dit is niet met ieder materiaal het geval en dat is waarom ik het werken met klei ontzettend kan waarderen.

Beschouwing
Om mij te laten inspireren voor deze opdracht, heb ik de zoekterm "waiting people" gebruikt op Google. Daaruit heb ik de volgende twee afbeeldingen gekozen die mij inspireerden.


 Bij de eerste afbeelding kun je heel duidelijk mensen zien die aan het wachten zijn. Dit kun je zien aan hun houding. Namelijk het naar beneden kijken of juist gefocust op hetgeen waarop zij wachten. Ook hangen de schouders erg naar beneden en vaak zijn de armen of benen gekruist. Dit is een belangrijk kenmerk van wachtende mensen.

Op de tweede afbeelding is ook een wachtend iemand te zien. Alleen is deze vrouw is wat minder gefocust op hetgeen waarop zij wacht. Ze is in een comfortabele positie gaan zitten en wacht geduldig.

Verder heb ik mijn nog laten inspireren door de beeldjes van andere pabo studenten die de opdracht al hadden gedaan. Ook in deze beeldjes zag ik veel de hangende hoofden en schouders en de gekruisten benen en armen terug.
De techniek bij het boetseren van de wachtende persoon heb ik geleerd door eerst de Eskimo van het opdrachtenblad te boetseren. Hierdoor had ik het basisprincipe van het boetseren van een mensje al redelijk onder de knie.

Werkwijze
Ik had al eens eerder met klei gewerkt op de basis- en middelbareschool. Ik kon hier dus al redelijk mee over weg. Ik kon al best redelijk verschillende voorwerpen uit klei boetseren. Wel vond ik het werken met het kleigereedschap iets lastiger, omdat ik hier nog niet veel ervaring mee had. Vooral een mooie neus maken, vond ik lastig. Met een beetje prutsen lukte het echter wel. Ook het werken met water om stukjes klei goed aan elkaar vast te maken, had ik nog nooit gedaan, maar dit was verder geen moeilijkheid.

Onderzoek
Ik ben begonnen met het walken van de klei over de tafel om op die manier de lucht uit de klei te halen, zodat de klei een geheel werd. Hierna heb ik er een grote ronde bol van gemaakt. (zie afbeelding 1)

Afbeelding 1
Hierna heb ik door middel van duwen met duim en wijsvinger het hoofd geboetseerd. (zie afbeelding 2)

Afbeelding 2
Vervolgens heb ik hetzelfde gedaan voor de benen en de armen. (zie afbeelding 3)
Afbeelding 3


Daarna heb ik ook door middel van duwen met de duim en wijsvinger de armen en benen dunner en langer gemaakt. Der armen heb ik achter het hoofd gebogen en bij de benen heb ik er een gebogen met de voet op de grond en de ander gebogen met de voet op het andere been. Tijdens dat ik dit deed, heb ik het beeldje ook al iets gladder gemaakt door met een natgemaakte vinger over de bobbelige delen te wrijven. (zie afbeelding 4)

Afbeelding 4
Met het gladder maken ben ik nog even doorgegaan en ook heb ik mijn poppetje wat meer vrouwelijke vormen gegeven zoals een wat boller buikje en borsten. Dit deed ik door mijn duim en wijsvinger uit elkaar op het klei te zetten en deze naar elkaar toe te bewegen waardoor er een soort bultjes ontstonden. (zie afbeelding 5)


Afbeelding 5
Ik heb nog een gezichtje gemaakt door met een stokje op bepaalde plekken wat klei weg te duwen en ook heb ik haar gemaakt met een stokje dat te vergelijken is met een heel kleine hark. Ik heb als het ware het hoofd geharkt en zo ontstond er een mooi patroon dat erg op haar lijkt. (zie afbeelding 6)
Afbeelding 6

Als laatst heb ik het beeldje nog iets gladder gemaakt en toen was mijn wachtende vrouw af!
Hier een selfie van mij (en Jelle) met het eindresultaat! (Zie afbeelding 7)
Afbeelding 7

Wat vind ik geslaagd en wat niet?
Ik vind dat de vorm van mijn beeldje goed geslaagd is. Het is mooi rond en het is een stevig geheel. Ook de houding van mijn beeldje vind ik erg goed gelukt. Het is duidelijk een rustig wachtend persoon. Wel had ik moeite met de voeten en het gezicht, waardoor de voeten een beetje stompjes zijn en het gezicht mij ook niet erg aanspreekt. Al is het wel een lachend gezicht en dat maakt het al een stuk beter.







dinsdag 13 oktober 2015

Lesvoorbereiding beeldend onderwijs; monument der wachtende

1. Onderwijsdoel 


  • Betekenis; de betekenis van het kunstwerk voor degene die het kunstwerk bekijkt is een persoon die aan het wachten is. De maker kan hier nog een achterliggende betekenis bij hebben. 
  • Vorm; de kinderen leren twee beeldaspecten; vorm en textuur. Het monument der wachtende ontstaat uit 1 stuk klei. De textuur is op het grootste gedeelte van het kunstwerk glad. Bij de haren en het gezicht bijvoorbeeld is het beeld niet glad. De houding van de persoon is belangrijk.
  • Materie; het materie dat voor deze opdracht wordt gebruikt is klei. De klei is vrij zacht, dus de kinderen kunnen dit gemakkelijk vervormen. Materialen die verder nog nodig zijn; potjes (om water in te doen), kleigereedschap, satéstokjes en kleimatjes. Ik zorg voor de les dat deze materialen al allemaal klaar liggen in het lokaal. 
  • Beschouwing; verschillende foto's of tekeningen van wachtende mensen biedt de kinderen visuele informatie om hen te laten waarnemen, fantaseren, associëren, ordenen en selecteren. We bespreken wat opvalt aan de houdingen van de wachtende personen.
  • Onderzoek; Ik vraag de kinderen of zij wel eens moeten wachten en hoe zij er dan bij zitten.
  • Werkwijze; Ik leg eerst stap voor stap uit hoe je een eskimo maakt en doe dit voor. Dan mogen de kinderen dit zelf ook proberen. Als zij hier mee geoefend hebben en de technieken onder de knie hebben, kunnen zij het monument der wachtende gaan boetseren. (Zie lesopbouw)
  • Reflectie; Ik kies een aantal eindwerken uit waarin de beeldaspecten betekenis, vorm en materie een goede samenhang hebben. Ik vraag de kinderen waarom zij denken dat ik juist deze beeldjes heb uitgekozen en ik vertel daarna waarom. Ik vraag de kinderen zelf na te gaan of deze aspecten ook terugkomen in hun werk. (Zie nabeschouwingsfase)
Lesdoel
Na deze lesactiviteit kunnen de kinderen uit 1 stuk klei een wachtend persoon boetseren
waarbij de kenmerken van een wachtend persoon duidelijk naar voren komen en er geen losse 
onderdelen aan het kunstwerk vast zitten. 
Evaluatie
Hoe wordt beoordeeld of dit onderwijsdoel behaald is? Ik beoordeel na de les of de eindresultaten 
van de werkjes voldoen aan het doel. Tijdens de les loop ik in een vaste route rond om te kijken 
of de kinderen goed op weg zijn. 
Klassen-management
Welke regels en afspraken gelden er voor taakgericht werken?
- De kinderen mogen zowel aan elkaar als aan mij hulp vragen. Dit gebeurt wel rustig. 
Hoe zijn de kinderen gegroepeerd?
- De kinderen zitten in hun vaste tafelgroepjes. 
Welke materialen of educatieve hulpmiddelen zijn nodig?
- Klei
- Potjes
- Kleigereedschap
- Kleimatjes  

Hoe wordt het werk en de materialen gedistribueerd en opgehaald?
Na de uitleg wijs ik twee kinderen aan te helpen de materialen uit te delen en aan het eind van de
les wijs ik twee andere kinderen aan om te helpen alle materialen die nog op de tafels liggen weer 
op te halen en schoon te maken.






2. Lesopbouw 
Oriëntatiefase
Oriëntatie:
Ik open de les door een leuke anekdote te vertellen over een situatie waarin ik eens moest wachten. Ik vraag de kinderen of zij ook wel eens moeten wachten. Ik vraag hen dan hoe ze er dan bij staan/zitten/liggen en of ze dan kort af lang moeten wachten.

Instructie/informatie:
Ik vertel dat we een wachtend persoon gaan boetseren en licht nog toe wat de kenmerken van een wachtend persoon zijn aan de hand van een aantal afbeeldingen van wachtende personen. Ik vraag wat de kinderen opvalt aan de houding van deze personen. (hangende schouders, gekruiste ledematen).

Ik licht dan toe wat de basisstappen zijn om een mens te boetseren uit een stuk klei. Ik doe dit door het ondertussen voor te doen. Ik begin met het laten zien van walken en ik licht toe dat je moet walken om het lucht uit de klei te krijgen en er een geheel van te maken. Vervolgens maak ik met duim en wijsvinger het hoofd en de ledematen. Dan laat ik nog zien hoe je met het kleigereedschap behoort te werken; hoe je vormpjes in het klei kan maken of je klei glad kan maken. Ook laat ik zien dat je door je vinger een beetje nat te maken en door dan te wrijven over je beeldje, je het beeldje ook glad kunt maken. 

Uitvoeringsfase
Begeleide (in)oefening:
Ik wijs twee kinderen aan die even de spullen uitdelen. Om de techniek voor het boetseren van een mens onder de knie te krijgen, deel ik opdrachtkaarten uit waarop staat weergegeven hoe je een Eskimo boetseert. Met deze opdrachtkaart mogen ze aan de slag gaan. 

Verwerking:
Als ze hier mee klaar zijn, beginnen ze aan hun wachtende persoon. Ik loop de gehele tijd rond om feedback te geven en vragen te beantwoorden.

Afronding:
Wanneer de eerste kinderen klaar zijn, vraag ik de gehele klas even om aandacht. Ik vertel dat als zij klaar zijn, gaatjes in de achterkant van hun beeldje moeten maken. Ik doe dit even voor. Ik leg uit waarom (; zodat het beeldje niet uit elkaar barst). Ik vertel dat ze daarna hun beeldje in de kast zetten en hun spulletjes schoonmaken en opruimen. De kinderen die al veel eerder klaar zijn, geef ik de keuze om andere kinderen te helpen of nog een kunstwerkje te maken bestaand uit 1 stuk klei. Ook de materialen hiervoor ruimen zij aan het eind van de les zelf op.

Nabeschouwingsfase
Feedback en evaluatie:
Aan het eind van de les geef ik nog een algemene feedback over hoe er gewerkt is en als er iets was waar veel moeite mee was, zal ik daar nog even wat extra aandacht aan besteden. Ook zal ik een paar beeldjes uitkiezen waar heel goede aspecten in zitten van deze opdracht en deze aan de klas laten zien. Ik vraag de klas waarom ik juist deze beeldjes heb uitgekozen; of zij weten wat er zo goed is aan deze beeldjes. Ik vertel nog welke aspecten zo goed naar voren komen in deze beeldjes en vraag dan de kinderen zelf na te gaan of deze aspecten ook terugkomen in hun eigen beeldje. 

Verdieping:
Ik vraag de kinderen of zij weten of ze de techniek die zij gebruikt hebben ook bij het boetseren van andere voorwerpen kunnen toepassen. Ik geef nadat de kinderen antwoord hebben gegeven zelf nog een aantal voorbeelden waar deze techniek bij toegepast kan worden. Daarna bedank ik iedereen voor hun aandacht en sluit daarmee de les af.

Lesovergang;
Ik vraag nu de kinderen hun eigen spullen op te ruimen en ik wijs nog twee kinderen aan die helpen de laatste beetjes op te ruimen en schoon te maken.



















woensdag 30 september 2015

Zelfreflectie Loch Ness monster

Opdracht
Bij beeldend onderwijs kregen wij de opdracht een ansichtkaart van het monster van Loch Ness te maken. Eerst moesten we het monster schetsen en deze later met patroontjes van Oostindische inkt vorm te geven en daarna in te kleuren met ecoline. Het monster moest er eng en groot uit zien.

Betekenis 
Bij het horen van het monster van Loch Ness, dacht ik meteen aan de beelden die ik wel eens voorbij had zien komen. Dit zijn beelden van een soort extreem grote slang in het meer. De onderstaande twee plaatjes heb ik ter inspiratie gebruikt.


Vorm
Ik heb in mijn werk gebruik gemaakt van het kikkerperspectief. Door mijn monster erg op de voorgrond te tekenen, lijkt hij voor de kijker erg groot en kijk je tegen hem op, Ook heb ik de schubben op de grote oppervlaktes groter gemaakt dan op de kleine oppervlaktes om hiermee het verschil in grootte te benadrukken. Daarbij heb ik de maan ten opzichte van het monster vrij klein getekend, waardoor er ook sprake is van dieptesuggestie. In mijn tekening heb ik vooral donkere kleuren gebruikt om de tekening een wat duistere uitdrukking te geven. Toch heb ik ook een klein beetje rood in mijn tekening gebruikt, omdat dit een complementaire kleur van groen en blauw is en daardoor springen de kleuren er goed uit.

Materie
Ik heb gebruik gemaakt van Oostindische inkt, ecoline, een kroontjespen, een potlood, een potje met water, een dunne en een dikke kwast en papier. Ik vond het werken met zowel de Oostindische inkt als de ecoline wel leuk, omdat het een heel ander effect dan bijvoorbeeld potlood of verf geeft. Wel vond ik met beide materie werken nog een beetje lastig. Dit omdat het heel definitief is als het eenmaal je papier heeft geraakt. Met de Oostindische inkt had ik bijvoorbeeld op een gegeven moment dat er een grote druppel vanaf mijn pen op mijn tekening terecht kwam en behalve met wat wc-papier dippen, was er vrij weinig wat ik er nog aan kon doen. De vlek was al gemaakt en daar moest ik het maar mee doen. Ook de ecoline bracht wat moeilijkheden. Dit omdat de kleur er in het potje anders uitziet dan op papier. Hierdoor vond ik de juiste kleur krijgen door middel van het mengen met water een beetje lastig.

Beschouwing
Om mij te laten inspireren over het onderwerp, heb ik eerst een aantal "foto's" bekeken van het monster van Loch Ness. Hierin zag ik vaak terugkomen dat het monster erg op de voorgrond stond, waardoor hij zo groot leek en ook dat de andere objecten vrij klein waren. Dit suggereert ook dat het monster erg groot is. Ook zag ik dat de "foto's" vaak erg donker waren. Dit alles heb ik meegenomen in mijn tekening en dat kun je ook terug zien.

Werkwijze
Ik heb lang geleden wel eerder gewerkt met zowel Oostindische inkt als met ecoline. Dit was echter zo lang geleden dat ik vrijwel niets meer van de technieken wist. Ik heb over Oostindische inkt geleerd dat het werken met verschillende formaten vormen te gebruiken, dat een groot effect op je werk kan hebben doordat een onderdeel donkerder of lichter lijkt en daardoor respectievelijk kleiner of groter lijkt. Over ecoline heb ik geleerd dat je eerst echt goed op een ander papiertje je kleur moet testen.

Onderzoek
Ik ben begonnen door een grove schets te maken. (Zie afbeelding 1)


Afbeelding 1
Hierna heb ik deze schets, iets netter en uitgebreider, op het daarvoor toegewezen papiertje getekend. (Zie afbeelding 2)
Afbeelding 2

Toen de schets op het kaartje stond, ben ik begonnen de schubben van mijn monster te tekenen met Oostindische inkt. Hierbij hield ik veel rekening met de verschillende formaten van de schubben. Daarna heb ik de ogen, mond en andere details getekend. (Zie afbeelding 3)
Afbeelding 3

Op het moment dat de gehele tekening met Oostindische inkt op papier stond, was het tijd voor de ecoline. Ik ben begonnen met het lichaam van de draak, daarna het water, toen zijn hanenkam en ogen (zie afbeelding 4) en als laatste de lucht. (Zie afbeelding 5)

Afbeelding 4
Afbeelding 5

Hier ben ik met het eindresultaat! (afbeelding 6)
Afbeelding 6


Wat vind ik geslaagd en wat niet?
Ik vind dat mijn monster wel duidelijk groot is, dus ik vind dat dat erg goed gelukt is. Ook is zijn uiterlijk wel eng. Wat ik jammer vind is dat ik een vlekje heb op mijn werk en ook dat ik door tijdnood niet veel verschillende kleuren heb kunnen gebruiken. Ik had graag gewild dat de maan een duidelijkere maan was en dat het gebied om de maan heen dus wat lichter was. Al met al ben ik wel tevreden met de technieken die ik gebruikt heb en het eindresultaat dat hierdoor tot stand is gekomen.



maandag 14 september 2015

Zelfreflectie herfstpark

Betekenis
Bij beeldend onderwijs kregen wij de opdracht een park in de herfst na te schilderen. Mijn associatie hierbij is bomen met fel oranje kleuren, erg groen gras en een laagstaand zonnetje.
Hieronder de afbeelding die ik als voorbeeld heb genomen. Het is een afbeelding van een park in het begin van de herfst. De bladeren zijn nog erg oranje en het is een vrij lichte foto.

Vorm
Bij mijn schilderwerk heb ik gebruik gemaakt van dieptesuggestie. Ik ben hiermee van start gegaan door een horizon te tekenen. Daarbij heb ik de bomen vooraan groter te geschilderd dan de bomen achteraan. Helaas heb ik geen gebruik gemaakt van detailvervaging. Ik heb de bomen vooraan met niet met meer details geschilderd dan de bomen achteraan en ook hebben de bomen vooraan geen fellere kleuren. Ik heb in mijn tekening wel complementaire kleuren tegen elkaar afgezet. Zo zijn de bladeren oranje en is de lucht blauw en is het gras groen en hebben de bomen een rode tint. Een voorbeeld van overlapping is ook terug te vinden in mijn werk bij de bladeren van de bomen. Ook heb ik gebruik gemaakt van afsnijding in mijn werk. Dat is terug te zien bij de boom in het linkse bovenhoekje.

Materie
Ik heb gebruik gemaakt van een A4-papier, een potje met water, een bordje met plakkaatverf met de kleuren: wit, geel, rood en blauw, verschillende groottes kwasten en een potlood.

Beschouwing
Ik heb verschillende afbeeldingen van parken in de herfst opgezocht om mij te laten inspireren. Ik heb hierbij vooral op de kleuren van de blaadjes gelet. Je kon zien dat in verschillende fases van de herfst de blaadjes verschillende kleuren hebben. Ook is een boom aan het begin van de herfst nog veel feller dan wanneer we dichterbij de winter komen. Uit de verschillende afbeeldingen kon ik ook inspiratie opdoen voor ruimtesuggestie. Vooral de horizon, de detailvervaging en het kleiner worden van de voorwerpen kwam veel terug. Dit zie je ook grotendeels terug in mijn werk.

Werkwijze
 Het mengen met het water ging af en toe een beetje mis. Ik deed dan teveel of te weinig water bij de verf. Ik had dit nog nooit gedaan, maar uiteindelijk vond ik wel het balans. Ik heb nooit eerder zo'n schilderwerk gemaakt waarbij je verf moet mengen met water, maar na een klein beetje prutsen met het water, lukte dit wel aardig. Ik had wel al eerder kleuren gemengd en dit ging mij dan ook prima af.

Onderzoek
Ik ben begonnen met het schetsen van de grote lijnen. Hierbij heb ik alvast de verschillende dieptesuggesties op papier gezet door middel van een horizon en grote en kleinere bomen. (zie afbeelding 1)
Afbeelding 1


Hierna heb ik de grote delen zoals de lucht, het gras en de boomstronken geverfd met de door mijzelf gemengde kleuren verf die ik ook nog had gemengd met water. Dit deed ik met een dikke kwast. Door deze grote vlaktes al geverfd te hebben, kon ik de rest van het schilderwerk vrij vlot afmaken. (zie afbeelding 2)

Afbeelding 2

Toen de grootste vlaktes geverfd waren, heb ik de blaadjes in vrij felle kleuren geverfd om het begin van de herfst aan te duiden en uiteindelijk heb ik ook de rest van de lucht geverfd. Dit deed ik met dunne kwastjes. (zie afbeelding 3 en 4)

Afbeelding 3


Afbeelding 4


Wanneer dat allemaal op papier stond. heb ik alles nog wat bijgewerkt zodat het een geheel werd, de weg een kleurtje gegeven en ook aan de blaadjes in de bomen, heb ik nog wat verschillende kleuren toegevoegd. Op deze manier kwam mijn eindresultaat tot stand. (zie afbeelding 5 en 6)

Afbeelding 5

Afbeelding 6

Wat vind ik geslaagd en wat niet?
Ik vind de vorm van mijn bomen en ook de kleuren van het gehele schilderwerk geslaagd. Ik vind het heldere kleuren die een mooie herfstdag goed weerspiegelen. Ik vind echter wel dat ik de volgende keer nog wat beter met dieptesuggestie zou kunnen werken door gebruik te maken van detailvervaging. Dat is er nu een beetje bij onderdoor geschoten en dat maakt het schilderwerk voor mij toch wel wat minder geslaagd. Wel vind ik mooi dat ik gebruik heb gemaakt van afsnijding waardoor het schilderwerk meer tot leven komt.


woensdag 9 september 2015

Welkom op mijn blog

Ik ben Fleur, 18 jaar en eerste jaars pabo student. Dit is een blog waarop ik jullie zal meenemen in mijn studieloopbaan op de Pabo. Al mijn kunstvaardigheden zullen hier te zien zijn.